De oorsprong van de legende
In 1889 verscheen de eerste versie van het verhaal van Rixt van het Oerd in het tijdschrift 'For hûs en hiem' onder de titel 'Wylde Rixt fen 't Oerd'.
Op deze pagina staat de tekst in het Fries zoals die werd geschreven door schoolmeester P. J. Braaksma (* 1863) en in deze vorm is het verhaal later bekend geworden in de literatuur. (De hier gebruikte achtergrondfoto's zijn van Luc ten Klooster). In 1905 bracht hij de sage ook over in dichtvorm. Braaksma heeft een langs de internationale zeekusten bekend volksverhalen-thema aan Ameland verbonden.
Een verhaal over misleidende lantaarns met het doel om schepen te laten stranden en de lading te roven.
Meerdere details bij het Amelander verhaal, zoals het gegeven dat Rixt uit Wierum afkomstig zou zijn, heeft hij zelf verzonnen. Meester Braaksma beweert zelf dat hij delen van de sage heeft opgetekend uit de mond van een oud Amelander vrouwtje. De herinnering leeft nog steeds op Ameland, vooral bij de oudere bevolking van Ameland.
De Vlaamse dichter Wies Moens schreef ook al eens een ballade over de figuur van Rixt van het Oerd.
Waar de oorsprong ligt van het Rixt-verhaal is onduidelijk, het dateert waarschijnlijk uit de 18e eeuw en werd fragmentarisch overgeleverd. Ook circuleren er diverse namen voor Rixt: Rixtemooi, Ritskemooi, Rixtemoei, Richjemoei, Liebmoei.
De man van Rixt laat het leven op zee, waarna zij haar zoontje Sjoerd alleen moet opvoeden. Zij wordt in het dorp beschuldigd van hekserij: de oogst mislukt, de melk verzuurt en de vis verrot. Noodgedwongen neemt zij met haar zoontje de vlucht over het Wad naar Oerd, het oostelijke deel van Ameland.
Rixt vindt op Oerd wellicht haar onderkomen in een oud hutje dat de rampen overleefd heeft of zij bouwt daar haar huisje met gevonden materialen onder de beschutting van een grote vlierboom. Wantrouwig als zij geworden is, leidt zij met haar zoon een teruggetrokken bestaan vol wrok en bemoeit zij zich niet met de bevolking van het eiland. Ze leeft van het strandjutten en van wat de omgeving haar opbrengt.
Sjoerd wordt intussen volwassen, hij wil afstand nemen van zijn moeder en bovendien: zijn hart trekt naar zee. Hij monstert aan op een schip en trekt weg. Rixt wordt verteerd door haatgevoelens en wrok jegens de mensen die haar dit alles aangedaan hebben, en omdat haar zoon niet meer voor haar kan zorgen vervalt zij tot nog grotere armoede. Haar juttersinstict, de armoede én de wraakgevoelens doen een sinister plan in haar ontkiemen: in een duistere stormnacht trekt zij er op uit om vanaf een hoge duintop met haar lantaarn een schip te misleiden zodat het zal stranden in de ruwe branding en vergaan.
Zij hoopt de lading buit te kunnen maken zodat zij weer levensvoorraad heeft, het lot van de bemanning kan haar niet schelen. Haar plan lukt en zodra het daglicht aanbreekt gaat zij het strand op om de oogst binnen te halen. Tussen de aangespoelde lading liggen ook de lichamen van de verdronken zeelieden. Zij toont weinig respect en ontdoet de lichamen van de ringen aan oren en vingers. Totdat zij het lichaam omdraait van haar eigen zoon die aan boord van het schip meevoer. De waanzin treft haar en sindsdien wordt haar stem bij harde wind in het woeste landschap nog regelmatig gehoord: 'Sjooooeeeerd.......joooeeerd.....ooeerd...oerd!!! Vele jaren na deze gebeurtenissen vond men volgens de overlevering de oude vrouw volledig vereenzaamd dood in het kleine hutje onder de vlier.